woensdag 8 oktober 2014

Vermeend vs. Piketty

Willem Vermeend bewijst met zijn nieuwste boekje net zo min iets als Thomas Piketty met zijn indrukwekkende studie. Piketty is dan meer zuiver wetenschappelijk bezig dan Vermeend. Want Piketty tekent nog aan dat hij geen stellige uitspraken over de toekomstige ontwikkelingen kan doen. Maar Vermeend haalt alles uit de kast om in zijn boekje "Arm & rijk in Nederland - Hoe het echt zit met inkomen en vermogen" "bewijzen" voor zijn stellingen aan ons te verkopen. Daarbij haalt hij nogal wat studies aan (die we dan zouden moeten gaan lezen) en bombardeert ons met cijfers, grafieken, tabellen. Op het eerste gezicht allemaal heel overtuigend. Dat is het niet.
Vermeend bagatelliseert de vermogensongelijkheid die in ons land bestaat. Hij meent zelfs, dat Piketty wel zal toegeven dat we het hier nog relatief goed doen. Dat laatste is wensdenken op grond van een te simpele analyse met oude economische theorie. Twee voorbeelden om dat duidelijk te maken. Ook dan maar met grafiekjes visueel gemaakt.

Zolang het rendement op beleggingen ver boven dat op sparen ligt, neemt de kloof tussen arm en rijk snel toe. Want het rendement op sparen is al jarenlang (na inflatie) nul tot negatief, terwijl beleggingen nog wel met 5% tot 10% per jaar kunnen groeien. De beleggersclub Fibonacci schermt zelfs met een jaarlijks rendement van 30 % (!), terwijl het grootste pensioenfonds ABP over een lange periode (sinds 1993) gemiddeld 7% rendement haalde.
Wat een klein verschil in rendement op sparen en op beleggingen al uitmaakt, laat de volgende grafiek zien.
[Klik op de afbeelding voor een uitvergroting]

Oude (macro-)economie is bijvoorbeeld het groeimodel van Solow dat Vermeend op pag. 36 en 37 van zijn boekje uitlegt. Dit model is te simpel om daarmee te verklaren wat er werkelijk gebeurt. Laat staan om beleid mee te vormen dat ons uit de crisis kan halen. Het heeft als zwakke punten:

1. Het laat alleen de bedrijfsuitkomsten als totaal zien. Goed presterende producten of sectoren komen niet boven en zullen zo geen bijzondere aandacht krijgen. We verliezen dan groeicapaciteit.
2. De productiviteit per werknemer stijgt waarschijnlijk door. Door hoger opleidingsniveau, verbeterde skills van werknemers en management, verdere automatisering. Meer delen van kapitaal, kennis, etc., kan groei nog extra aanjagen. Meer investeren in research en development ook.
3. De afschrijvingen per werknemer zullen meer dan lineair gestegen zijn. Want het vroegere werk van een kleine handvol mensen wordt nu op veel plaatsen door een enkele werknemer gedaan.
4. Het is een illusie dat winst (kapitaal) altijd productief gemaakt zal worden in investeringen. Veel kapitaal gaat naar speculatieve beleggingen (die de snelste winst beloven maar lang niet altijd geven). Kapitaal gaat onder meer verloren in uiteenspattende bubbels. Dat heeft deze doorziekende crisis toch al wel laten zien.
5. Er is geen automatisch evenwichtsmechanisme, zoals Solow en (ook) Vermeend (lijkt te) suggereren
6. Er zijn in het algemeen alleen afnemende meeropbrengsten als men in oude producten en markten blijft hangen. Maar dat hoeft niet te gebeuren en is in elk geval geen wijs beleid. De marketingtheorie geeft productontwikkeling, marktontwikkeling, en diversificatie als betere mogelijkheden.

Als we deze punten verwerken, veranderen de uitkomsten van de standaardgrafiek (1) bijvoorbeeld naar grafiek (2):
[Klik op de afbeelding voor een uitvergroting]

Hierin is:
P/L de productie (omzet) in € 1.000 per werknemer
A/L de afschrijvingen en andere productiekosten in € 1.000 per werknemer
S/L of I/L de ingehouden winst beschikbaar voor uitdeling of investeringen in € 1.000 per werknemer
K/L het geïnvesteerd kapitaal in € 1.000 per werknemer

Merk op dat het snijpunt van de A/L en de S/L-curve geen evenwichtspunt is. Ook, dat de S/L curve alleen in het tweede plaatje vrijwel vlak blijft door extra opbrengst en winst. Bijvoorbeeld uit uitbreiding/vervanging van het assortiment door nieuwe producten.

De economie wordt niet vooral door ondernemers met investeringen aangejaagd (zoals Vermeend veel te eenzijdig stelt). Ook de overheid en consumenten kunnen dat met hun investeringen en bestedingen. Het laatste vraagt een merkbare verbetering van koopkracht voor zo goed als iedereen. Niet iets van een paar tientjes per maand die meteen opgaan aan prijsverhogingen, weer hogere belastingen en andere afdrachten. Die treffen de groepen met lagere tot middeninkomens en -vermogens onevenredig zwaar. Zeker als het waar is dat miljonairs in ons land gemiddeld een vrij besteedbaar inkomen hebben van € 100.000 zoals Vermeend aangeeft. Dan zou ook bij hen het rendement op vermogen rond de 10% per jaar liggen. Dat zelfs na belasting, terwijl de spaarder door inflatie bij extreem lage rente al jarenlang inteert.

Op minstens twee punten wijst Vermeend naar alle waarschijnlijkheid zeer terecht:

1. Tot nu toe heeft onze overheid schadelijk beleid gevoerd en ons daarmee onnodig lang in financieel zwaar weer gehouden. Ze heeft vooral de economische groei afgeremd door onophoudelijke lastenverzwaringen en bezuinigingen.
2. Een beter middel om de welvaart eerlijker te verdelen dan het sterker afromen van grote vermogens (zoals Piketty aanbeveelt) is waarschijnlijk het geven van aandelen en opties aan alle werknemers. Dus niet langer beperkt tot het topmanagement [want mooie bedrijfsresultaten zijn vaak het product van goed samenwerkende teams in de lagere echelons].