woensdag 15 oktober 2014

Liberalisme

Liberalisme is geen wonderdrank, geen sleutel die op alle sloten past. Evenmin als de andere politieke stromingen of de economische variant, het neoliberalisme. Het gaat er in het leven eigenlijk altijd om de juiste aanpak bij een bepaalde situatie te vinden. Alleen met gevoel voor nuances, een open houding, en genoeg oefening, kom je verder en kun je een goed resultaat bereiken. We denken toch ook niet dat ook maar welk recept altijd en voor iedereen een smakelijke maaltijd oplevert ? Veel hangt af van de sfeer, de ingrediënten, de kookkunst van de kok of kokkin, en van de smaak van de mensen die de maaltijd voorgezet krijgen.

Met het liberalisme als politieke stroming is, op zich, weinig mis. Niet voor niets heeft iets meer dan 1/3 van onze bevolking in september 2012 gestemd voor VVD en D'66 (de PVV valt, met haar extreme standpunten, moeilijk nog als liberale partij mee te rekenen). Punt is wel dat nu een minderheid de meerderheid de eigen normen en waarden wil opleggen. Zeker op economisch gebied is, vinden veel economen tenminste, de balans te ver doorgeslagen met het bijna verabsoluteerd vrije marktdenken. Een liberaal (en/of vroegkapitalistisch ?) trekje is nog de fixatie op de 3% norm. Zo komen we haast niet (en in elk geval onnodig langzaam) uit de crisis.

In Europa (en in ons land) worden de politici, economen, journalisten en andere opinievormers het nog altijd niet eens over de beste aanpak om onze economie nieuw leven in te blazen. De strijdende partijen, nog weer verdeeld in subgroepen, hebben zich ingegraven. Blijven op hun standpunt staan, houden vast aan het eigen gelijk. We luisteren niet echt naar elkaar. Wat gaat er in vredesnaam mis in onze communicatie, zelfs als we bereid zijn met elkaar in gesprek te gaan ?
In bijna elke welles-nietes discussie naderen we elkaar niet, omdat ieder de wereld met eigen ogen ziet. De situatie inkleurt en beoordeelt vanuit eigen achtergrond, kennis en ervaring. Als we dat niet beseffen blijven we langs elkaar heen praten. Met die waarschuwing (ook voor mezelf) in het achterhoofd onderzoeken we hier nader of het liberalisme ons zou kunnen helpen om uit de crisis te komen.

Om niet in pure theorie te blijven hangen is het van belang eerst helder te krijgen hoe het politiek-economische krachtenveld er in de echte wereld uitziet. Is het liberale model realistisch genoeg ? Bestaat er nog wel ergens zoiets als een vrije markt ? Kunnen we rekenen op aanvaardbare uitkomsten voor (bijna) iedereen als we op de goede werking van het prijsmechanisme vertrouwen ?
Eigenlijk zou meteen duidelijk moeten zijn dat op elk van deze drie vragen het antwoord "nee" is. Maar de meeste mensen (zelfs economen) kruisen daar juist een "ja" aan. Laten we daarom maar eens wat inzoomen en dan met de laatste vraag beginnen.

De markt werkt bij volledig vrije mededinging en onder bijzondere voorwaarden naar een evenwicht tussen vraag en aanbod toe. In het volgende plaatje naar een afzet van ongeveer 75 eenheden produkt bij een prijs van € 200.
[Klik op de afbeelding voor een uitvergroting]

Dit resultaat hoeft niet voor iedereen zo gunstig te zijn. Er kunnen potentiële afnemers zijn die deze prijs niet willen of kunnen betalen (een vraagtekort). Mogelijk is ook, dat aanbieders bij deze vraag met producten blijven zitten (een productieoverschot). In theorie zal de prijs dan zoveel zakken, of het aanbod zover bijgesteld, dat wel alles tegen de nieuwe prijs uit de markt wordt genomen. In theorie, want er moet aan een aantal belangrijke voorwaarden worden voldaan. In de praktijk bestaat er geen volledig vrije mededinging, want:

1. Er zouden zoveel aanbieders en vragers moeten zijn dat niemand in staat is de markt te manipuleren. In de praktijk is dat zelden het geval. Er zijn meestal maar enkele aanbieders (oligopolie) tegenover heel veel vragers (polypsonie). De macht ligt dan overwegend aan aanbodkant. De koper zal daardoor minder krijgen en/of meer betalen dan nodig is.
2. Producten van dezelfde soort (b.v. koffiebonen) zouden verwisselbaar moeten zijn. In de praktijk wil elke aanbieder het eigen product zo aantrekkelijk mogelijk maken. Door hogere (!) of lagere prijs, betere distributie, reclame, verpakking, vormgeving, en andere kwaliteiten van het product. Pepsi Cola is geen Coca Cola, het aanbod van de Rabobank net wat anders dan dat van ABN Amro.
3. Alle kopers zouden even goed op de hoogte moeten zijn van wat er tegen welke prijs te koop is. Omgekeerd moet elke verkoper weten wat tegen welke prijs verkocht kan worden. In de praktijk zijn er vaak belangrijke verschillen in informatie (kennis) tussen kopers en heeft elke aanbieder een kennisvoorsprong. Door deze asymmetrie zal de koper meestal meer kopen en/of betalen dan bij perfecte informatie.
4. Er zouden geen andere kosten mogen zijn voor een koper of verkoper. In de praktijk zijn er altijd bijkomende kosten, in geld, tijd, of moeite. Het marktmechanisme wordt daardoor verder verstoord.

Er bestaat dus eigenlijk nergens een vrije markt. Er is geen vrij spel van krachten. Integendeel, dat laat het volgende plaatje wel zien.
[Klik op de afbeelding voor een uitvergroting]

Het zwaartepunt van de marktmacht ligt in onze maatschappij (ook volgens Ha-Joon Chang) waarschijnlijk bij de top van de wereldconcerns, de grootaandeelhouders, en voormalige executives. Verder bij hun lobbyisten en de media. Marktmacht is er -naar het zich laat aanzien- nu (veel) minder dan vroeger bij de vakbonden, politieke partijen, en de pers. De tegenkracht ("countervailing power" van J.K. Galbraith) van het publiek in de verschillende rollen is vermoedelijk het sterkst afgenomen. Ook hierdoor zal de kloof tussen arm en rijk de afgelopen decennia breder geworden zijn.

Tussenconclusie wordt dan, dat een volkomen vrije markt niet zo'n lonkend ideaal is. Lokaal in al afgezwakte vorm heeft bestaan op middeleeuwse markten waar fysiek gehandeld werd tussen veel kleine aanbieders en veel kleine kopers. Nu in onze maatschappij bijna compleet weggeveegd door schaalvergroting en globalisering aan aanbodzijde. De tendens naar groter, met vestigingen wereldwijd, lijkt nu wel wat uit de tijd te raken.
Om meer economische stabiliteit te krijgen is het zeker raadzaam om de trend definitief om te buigen. Te streven naar lokale kleinere produktieeenheden en naar bijvoorbeeld klantencoöperaties in plaats van NV's en BV's. Met het motief om de belangen van kapitaalverschaffers, ondernemers, werknemers, en klanten, beter met elkaar in evenwicht te krijgen.

Dan de eindconclusie. Het liberalisme is ver afgedreven van de oorspronkelijke bedoelingen. Schrijnend is, dat de rechten van vreemdelingen, neergelegd in de Grondwet van Thorbecke in 1848, nu bijna geheel doorgehaald zijn. In de Grondwet (1848) stond:

Artikel 3

Allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hetzij ingezetenen of vreemdelingen, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen. De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen en de algemeene voorwaarden, op welke ten aanzien van hunne uitlevering verdragen met vreemde Mogendheden kunnen worden gesloten.

Nogmaals, corrigeer me maar als en waar ik het fout zie.