vrijdag 8 augustus 2014

Plezier

Bij veel mensen overheerst de somberheid. We moeten steeds harder werken om mee te doen, mee te tellen. We laten ons daarbij opjagen om niet achter te blijven. Zeker niet bij buren, kennissen, collega's, vrienden, familie. Want anders ben je een loser. Vreemd, dat we ons dat laten aanpraten en zelfs massaal zijn gaan geloven. Het zou zo anders kunnen zijn.

Heel in het begin van ons bestaan als mens (eeuwen geleden) moest de man erop uit om voor eten te zorgen. Een dier te schieten, vruchten te plukken, of een vis te verschalken. De vrouw zorgde voor de kinderen, maakte het eten klaar, en deed ander huishoudelijk werk. Aan werken viel niet te ontkomen. We hadden vast toch ook plezier, al werden we lang niet zo oud als nu.
Tot nog maar een tweehonderd jaar geleden leefden de meeste mensen in agrarische gemeenschappen. Op het platteland, in dorpen. Men leefde van wat het land opbracht. Van landbouw, veeteelt, visserij. Dat viel soms mee, soms tegen. Ook toen nog was het leven (als we daarop terugkijken, maar zien we het dan wel goed ?) in bepaald opzicht hard. Veel kinderen stierven jong. Er waren angsten en dreigingen. Nog altijd werd men in die tijd niet zo erg oud. Maar er bleef genoeg om van te genieten. Vriendschap, de natuur, een goede oogst, een succes.
Zo rond 1800 kwamen er twee revoluties op gang. Eerst de Franse revolutie, met als leus "Liberté, égalité, fraternité" (vrijheid, gelijkheid, broederschap). Niet zo heel veel later begon in Groot Brittannië ook een nieuwe tijd. Die van de industrie. Van handarbeid die door machinekracht verdrongen werd. Van landarbeiders die fabrieksarbeiders werden. In beide gevallen was er hoop op een betere toekomst. Een (elke ?) arbeider kon zich ontwikkelen tot iemand van aanzien. Iemand die in Europa, Afrika, of Azië in armoedige omstandigheden leefde, kon in de USA rijk worden. Als hij of zij de kansen maar pakte. Hard werken loonde. Dat was bij uitstek de Amerikaanse droom. Die hoop lijkt nu vervlogen.

Of vervlogen ? Niet als we durven voortbouwen op wat onze voorouders bereikten, vooral immaterieel. Anders dan in geld en goed. Die hoop is niet vervlogen als we weer geloven in vooruitgang en daaraan werken. Niet als we creatief blijven, spelen ook.
Alvin Toffler zag al zo'n vijftig jaar geleden dat de Tweede Golf (zoals hij dat noemde) voorbij was. Mechanisatie en industrialisatie had veel welvaart gebracht, maar ook schade die niet gerekend werd. We "leefden wereldwijd van ons kapitaal". We aten de toekomst van onszelf en latere generaties op. Want we pleegden roofbouw. We vervuilden onze wereld, verknoeiden het klimaat, ons leven. Op de Derde Golf zouden we ontsnappen aan de hoge werkdruk. Productie en consumptie zouden gaan samenvallen. Vooral zou er meer vrije tijd zijn. Tijd voor ontwikkeling, cultuur, spelen.
Duidelijk was voor iedereen dat de vierde sector zou gaan groeien. Want we kregen meer vrije tijd en werden (hopelijk gezond) ouder. De vierde sector (collectieve voorzieningen gericht op welzijn) zou de nieuwe motor worden. Nieuwe banen opleveren. Werk aan voorzieningen die we met zijn allen uit belasting en premies betalen zodat daarvoor dan professionals opgeleid en ingehuurd kunnen worden: Veiligheid, Onderwijs, (Woon)zorg, Cultuur, Recreatie.

Dat kan nog altijd. Het paradijs ligt nog steeds onder handbereik. Als we ons maar niet langer laten opjagen om zeven dagen 24 uur per week stand by te zijn voor betaald werk. Als we ons maar niet mee laten zuigen in de illusie dat we langer zullen moeten doorwerken voor ons pensioen. Als we ons maar niet laten aanpraten dat we voor WW of Bijstand nog een tweede keer zouden moeten werken (betalen), omdat we anders gebrandmerkt worden als klaplopers. Als we maar niet geloven in het onzinverhaal dat er geen plaats is voor vreemdelingen in ons land (of binnen Europa), omdat er anders niet genoeg werk zou zijn voor ons.

Het is verkeerd, om, nu dat hier meestal niet meer hoeft, nog meer eigen materiële welvaart te zetten boven welzijn. Dat hebben we al te lang gedaan. Het is de wereld op zijn kop gezet om de vierde sector verder uit te kleden en de commercie in te jagen, onder het mom dat marktwerking ook daar zo goed zou zijn. Zo was onze toekomst niet bedoeld.
We kunnen het nog elke dag anders gaan doen. We hebben daarvoor stuk voor stuk de vrijheid. Gelukkig wel. Want met het nemen van die vrijheid zouden we veel meer ontspannen kunnen gaan leven. Met opnieuw plezier in werk en in vrije tijd. We kunnen weer gaan genieten van onderwijs (!), films, muziek, boeken, uitgaan, sport. Van zorg voor de ander (!). Van delen (!).