dinsdag 5 augustus 2014

Groeikansen

Europa lijkt rekening te moeten houden met permanente (of tenminste een lange periode van) lage economische groei. Sterke economische groei wordt eigenlijk alleen nog van de "emerging markets" verwacht. Vooral van de BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India, China.
Veel beleidsmakers zijn er van overtuigd, dat dit het meest realistische scenario is voor (zoals ook Piketty aanneemt) de komende twintig tot vijftig jaar, of langer. Als we hierin meegaan blijven we in een kwakkelende economie hangen. We praten ons dan -als een tegenpool van de baron Von Münchhausen- vast in het moeras. Dat hoeft helemaal niet, want er zijn wel degelijk kansen voor economische groei op eigen kracht.

Het scenario van weinig tot geen groei voor Europa wordt veroorzaakt door een zwak geloof in verdere vooruitgang. Ook door een beperkt blikveld waarin we (zoals Piketty) economische groei meten in Bruto Binnenlands Product (BBP) per hoofd van de bevolking. Dat is, op zijn zachtst gezegd, een gebrekkig meetinstrument.
Want het BBP per hoofd is geen eenduidige maatstaf. Het zou de gemiddelde materiële welvaart in een bepaald land moeten weergeven. Maar er wordt veel niet gemeten. Niet bijvoorbeeld welk deel van de bevolking in die welvaart participeert. Ook niet hoe gelukkig men zich daarbij voelt. Dat zijn grote tekortkomingen. Want na een bepaald punt worden de psychologische behoeften belangrijker dan de materiële, en gaat welzijn boven welvaart.

Als we naar het verleden kijken is er genoeg reden om sterker te geloven in de vooruitgang. De mens ontwikkelt zich en leert. De maatschappij verandert.
We gingen van een wereld van nomaden (zwervende stammen van jagers, herders, verzamelaars) naar een verstedelijkte postindustriële samenleving. Zoals het er uitziet zijn we nu op weg naar een maatschappij van delen, een participatiesamenleving. Daarin is een (eventuele) terugloop van betaalde banen en zelfs een terugval van inkomen geen probleem, want we kunnen straks met minder persoonlijk inkomen of kapitaal toch zeer comfortabel leven.
In het perspectief van eeuwen is er al veel veranderd. De primitieve mens leefde in agrarische gemeenschappen. De middeleeuwse mens trok van het platteland naar de steden. Daar was de markt, handel, grotere veiligheid, veel nieuwe betaalde banen. Bij de opkomst van de industrie werd die tendens versterkt. Hierna verschoof het accent van de werkgelegenheid naar de commerciële diensten en de collectieve sector.

We zijn nu binnen Europa in alle sectoren aan het inkrimpen. Omdat we anders niet mee zouden kunnen met de wereldwijde concurrentie, vooral uit lage lonen landen. Of omdat we vinden dat de schuldenlast van de overheid te hoog is. Allebei aanvechtbare meningen. We zien daarbij kansen over het hoofd die er echt nog wel zijn.
De mens is gelukkig heel creatief. Als we die groeikracht benutten, is er hoop voor de toekomst van Europa. Dan moeten we wel andere keuzes gaan maken.

We leven nu in een virtuele 24-uurs economie, waarin we tot na ons 65e jaar zouden moeten doorwerken. Alleen zijn er daarvoor nooit genoeg banen (met werk dat voldoening kan geven).

We zijn daarom toe aan een nieuwe groeisprong. Dragers daarvan zijn de menselijke creativiteit en de (vrijwel) onbeperkte alternatieve energiebronnen. De laatste als vervangers van een uitgeput rakende en sterk vervuilende bron: fossiele brandstoffen. Het is denkbaar dat we op langere termijn volledig omschakelen naar energieneutrale woningen. Samen met andere innovaties (en een grotere neiging tot delen) zou dat een beslissende sprong betekenen naar een nieuwe, betere, wereld.

Zo'n sprong vraagt een overheid die actief meestuurt. "Faciliteren" is niet genoeg. Het gaat om een benodigde mentaliteitsverandering. Daar ligt de voornaamste uitdaging voor Europa en onze hoogste ambtenaren (inclusief het binnenlands bestuur).